Belangrijke gevolgen Arrest Hof van Cassatie dd.13.01.2015 voor het niet- concurrentiebeding bij een overdracht van aandelen
Er is geen impliciete niet- concurrentieverplichting in hoofde van de verkoper van aandelen. Teneinde derhalve zoveel als mogelijk de gevolgen van onmiddellijke en ongeoorloofde concurrentie van de verkoper der aandelen op te vangen, dringt de redactie van een niet- concurrentiebeding in de overdrachtsovereenkomst zich op.
Gezien een dergelijk niet- concurrentiebeding een aanzienlijke inperking betekent op het algemeen principe van vrijheid van handel en nijverheid (Boek II titel 3 Wetboek Economisch recht), wordt traditioneel aangenomen dat een niet- concurrentiebeding strikt afgelijnd dient te zijn in tijd, ruimte en inhoud of functionaliteit.
Schending van deze geldigheidsvereisten resulteerde herhaaldelijk in de nietigheid van het niet- concurrentiebeding gezien de strijdigheid met de principiële vrijheid van handel en nijverheid. Zo oordeelde de rechtbank van Koophandel te Hasselt in haar vonnis van 12.12.2011 nog dat een niet- concurrentiebeding van 5 jaar te lang en ongebruikelijk is, waardoor het absoluut nietig werd verklaard gezien de strijdigheid met de openbare orde.
Nopens deze nietigheidssanctie is thans een evolutie onderhevig, gezien het recente Arrest van het Hof van Cassatie dd.23.01.2015.
Het Hof bevestigde in het voormelde arrest vooreerst:
Het Hof stelt evenwel verder:
In casu betrof het een niet- concurrentiebeding voor een duur van 17 jaar, hetwelk door het Hof van Beroep te Gent als absoluut nietig werd bevonden. Het Hof van Cassatie verbrak dit arrest omdat het Hof van Beroep te Gent geen gevolg had gegeven aan het verzoek van de eisende partijen om de nietigheid van het beding te beperken tot de overschrijding van de toegelaten duur.
Met andere woorden, de deur wordt open gezet om de rechters de bevoegdheid te geven om een niet- concurrentiebeding van langere tijd te matigen tot hetgeen wettelijk is toegelaten (mediaan: 36 maanden). Belangrijk is echter dat deze matigingsbevoegdheid niet haaks mag staan op de bedoelingen van de partijen bij de redactie van de overeenkomst. De matigingsbevoegdheid is derhalve geen bevoegdheid die altijd tot de mogelijkheden van de rechter zal behoren zoals bijvoorbeeld het geval is bij de matigingsbevoegdheid van de rechter voor overmatige schadebedingen (art.1231 B.W.).
Het is daarom aangewezen te voorzien in een beding in de overdrachtsovereenkomst waarbij wordt gestipuleerd dat een bepaling welke door de nietigheid aangetast zou zijn, of ongeldig zou zijn, bindend blijft voor het gedeelte ervan dat wettelijk toegelaten is. Derhalve strookt de beperkte vernietiging met de bedoeling der partijen.
Op die manier kan aldus getracht worden langere niet- concurrentiebedingen in het leven te roepen en effectief hun uitwerking te laten krijgen. Deze zullen pas beperkt worden in tijd ingevolge de eventuele rechterlijke toets, waarbij vervolgens het risico van volledige vernietiging kan worden beperkt tot een matiging/vernietiging naar het aanvaardbare.